Home


12-08-2005

Same same but different....;Vietnam

Van Phnom Pen naar Saigon is een dag reizen met de bus. De bus rijdt niet harder dan 50 km/per uur. Dus begrijp je wel hoelang deze rit heeft geduurd. Saigon is een andere naam voor Hoi Chi Min City. De straten vullen zich al gauw met toeterende scooterrijders, die zich tussen de overstekende mensenmassa proberen te wurmen. Om de straten in Vietnam over te kunnen steken, moet men er niet al te lang over nadenken. Gewoon lopen en bidden dat je niet overreden wordt door een rijdende scooter. Met onze Canadese vrienden vormden we een muur en staken zo de straten over. Het duurde wel ongeveer vijf minuten voordat we aan de overkant waren, maar dan wel veilig en ongeschonden.
Op onze eerste dag in HCMC, dachten we dat we werden overvallen door vrouwen, gekleed als bandieten. Achteraf bleek dit niet zo te zijn. De vrouwen in Vietnam dragen overdag een grote Vietnamese hoed, handschoenen tot aan hun oksels en grote lappen tot aan ogen. Een soort van burqa, maar toch even anders. Zoals de Vietnamezen zeggen same, same but different. Het lijkt allemaal op elkaar, maar is toch even iets anders. De vrouwen lopen zo over straat, omdat ze geen donkere huidskleur willen krijgen. De Vietnamezen lijken op het eerste gezicht aardig. Ze staren ons de hele tijd aan en stellen dan drie vragen; Where you from?
Are you from India? En dan na een leuk gesprekje, komt de slotvraag; Do you want to buy something? Vietnamezen knopen eerst een gesprekje met je aan en willen dan dat je iets van ze koopt. Ze zien de dollartekens op ons voorhoofd staan.
De vrouwen zijn overigens dol op Soebhas. Ze hebben nog nooit een lange donkere man gezien. En vinden het dan ook superinteressant om te weten hoe lang hij is. Doordat we ook nog eens een bril dragen, denken de mensen dat we rijke en superslimme Indiërs zijn. Superslim klopt natuurlijk wel, ook als we onze brillen niet dragen.
Door de straten van HCMC rijden elke dag mannetjes op de fiets, die een belletje rinkelen. Als je graag een massage op straat wil, moet je ze laten stoppen. Vervolgens rollen ze hun matje uit op straat en mag je daar gaan liggen voor een massage.

We hebben een prachtige boottocht over de Mekong Delta gemaakt. De Mekong is de grootste rivier in Azië. Het water stroomt vanaf Tibet naar Vietnam en mondt uit in de oceaan. Tijdens de boottocht hebben we Floating villages gezien. Deze dorpjes op water leven vooral van visvangst.

In een gondel zijn we gevaren naar een dorpje waar de bewoners producten van honing maken. Daar maken we kennis met heerlijke Vietnamese, zoete lekkernijen en vruchten zoals mangosteen, lychees, rambutan en zoete bananen. Nog even op de foto met een python om de nek van Soebhas en een slokje van de snakewine. De Vietnamezen maken snakewine en geloven dat deze wijn de potentie bij mannen verhoogt.
Ook brengen we een bezoekje aan de Reunification Palace en het Warmuseum. Deze musea laat het een en ander zien over de oorlog tussen Noord- en Zuid Vietnam en de schade die de Amerikanen destijds hebben aangericht.
Om de warmte en hitte even niet meer te hoeven voelen, vertrekken we naar Dalat. Dalat is een prachtig plaatsje in de bergen. Het is daar ongeveer 18 tot 20 graden. Het grappige is dat de bewoners van Dalat zich kleden alsof ze op skivakantie zijn. Om Dalat goed te verkennen, brengen motorrijders ons naar een waterval. Het water komt uit de bergen, en het is er rustig. We maken ook kennis met minority villages. Hier wonen mensen die door de Vietnamese maatschappij niet geaccepteerd worden. De bewoners van de minority villages worden gediscrimineerd, omdat ze zich niet aan regels en wetten houden van de overheid. De bewoners willen verder ook niks met de bewoonde wereld te maken hebben. Ze lijken gelukkig met de weinige spullen die ze hebben. In het hele dorp is er één huis met één televisie. De bewoners van het hele dorp komen er elke dag televisie kijken. De kinderen hebben geen speelgoed, maar vermaken zich wel. Ze zijn nieuwsgierig en willen graag op de foto.

Ze zijn helemaal verbaasd om zichzelf terug te zien op onze digitale camera. De mensen in het dorp spreken hun eigen taal. De Vietnamese taal leren ze alleen op school. Onderwijs krijgen de kinderen vanaf hun zesde tot aan hun twaalfde. Dan moeten ze leren werken op de stukken land van hun ouders. We brengen nog een bezoekje aan een koffieplantage en een tempel. De tempels in Vietnam kenmerken zich door vele Chinese invloeden. Er staat een mooie grote bel in de bonsaituin. Een Vietnamese student vertelt ons dat de bel geluk brengt. We mogen alle namen van onze naasten op een blaadje schrijven en aan de binnenkant van de bel plakken.
 

Om even bij te komen gaan we naar het kustplaatsje Nathrang. Daar hebben we weer een tempel bezocht met een grote witte Boeddha. Van Nathrang gaan we naar Hoi An. Deze plaats straalt sfeer en gezelligheid uit. We hebben voor een aantal dagen een scooter gehuurd en racen door de straten van Hoi An. Om alle toeristische gebieden te ontwijken, gaan we op zoek naar de real Vietnamese life. Dit vinden we in de gebieden rond de Marbel Mountain. Hier zijn grotten te vinden die ieder een uitgehakte Boeddhabeeld voorstellen. Erg speciaal en apart. We maken kennis met mensen, die natuurlijk willen dat we iets kopen in de winkel.
In de lonely planet staat dat je in Hoi An moet zijn voor het maken van pakken en zelfs schoenen op maat. Om eerlijk te zijn, zijn we behoorlijk kritisch. Wij besluiten dat niet te doen. De afwerking is slordig en de stoffen zien er goedkoop uit. Uiteindelijk hebben we toch nog wel schoenen op maat laten maken. Die van mij zijn prachtig geworden, maar hoe ze lopen moet nog blijken.
Op onze laatste dag in Hoi An, brengen we nog een bezoekje aan My Son, oude ru
ïnes gebaseerd op verhalen uit het Hindoeïsme. In vergelijking met Ankor Wat in Cambodja vinden we deze tempels tegen vallen. Overigens staan deze tempels wel op de World heritage list van Unesco. Een moeite waard is wel het oude gedeelte van Hoi An.